Balkenende ontvangt Benelux-Europa Prijs 2008
29 november 2008
“Het is voor mij een grote eer vandaag opgenomen te worden in de rij van laureaten van de BeNeLux-Europa Prijs. Veel dank daarvoor. Het is een nog grotere eer dit voorrecht te mogen delen met Wilfried Martens. Uw enorme Europese staat van dienst, mijnheer Martens, dwingt respect en bewondering af. Al meer dan drie decennia lang bent u een drijvende kracht binnen de Europese Unie en de Europese christen-democratie. Hier met u te mogen staan, geeft deze dag voor mij extra glans en deze prijs nog meer betekenis.
Mijn complimenten aan u, professor Van der Geld, en aan het hele BeNeLux Universitair Centrum. Uw werk brengt de landen van de Benelux dichter bij elkaar en maakt Europa sterker. Die twee niveaus – Benelux en Europa – zijn in uw organisatie onlosmakelijk met elkaar verbonden. En terecht, want de Benelux-samenwerking is door de jaren heen een kraamkamer geweest voor de Europese eenwording. Ik denk dan vooral aan het vrije verkeer van mensen, goederen en diensten, met het verdrag van Schengen als hoogtepunt. In dat proces heeft de Benelux de Europese Unie zonder meer de weg gewezen. Met het nieuwe Beneluxverdrag, dat we in juni in de Ridderzaal ondertekenden, kunnen we die voortrekkersrol in Europa blijven vervullen. Waar ik vooral tevreden over ben, is dat we de bestaande samenwerking op economisch gebied verbreden naar duurzame ontwikkeling en justitietaken. Het is het zoveelste bewijs dat de Beneluxlanden op wezenlijke punten fundamenteel met elkaar verbonden zijn. Daarin schuilt de kracht van onze samenwerking. En daardoor kan de Benelux haar voortrekkersrol in Europa ook waarmaken.
Dames en heren, wat voor de Benelux geldt, geldt ook voor de Europese Unie. De kracht van Europa schuilt vóór alles in het feit dat we een aantal fundamentele waarden delen: democratie, vrijheid, solidariteit en rechtsbescherming. Dat zijn geen vanzelfsprekendheden en het is ook geen statisch geheel. Integendeel. De Europese waardengemeenschap vergt onderhoud. Het vergt continu bezinning op de vraag wat deze waarden betekenen voor Europa zelf en voor de rol van Europa in de wereld. Voor mij is dat een kernthema waar ik niet snel over uitgedacht raak. Een paar van die gedachten wil ik vandaag graag met u delen.
Allereerst dit: de waardengemeenschap Europa begon niet met het Verdrag van Rome. Onze cultuur is het product van een aantal grote religieuze en filosofische tradities. De Griekse en Romeinse, het Christendom en Jodendom, het humanisme en de Verlichting. Door de handel, de wetenschap, de kunst en helaas ook door de vele onderlinge conflicten staan Europeanen al eeuwenlang met elkaar in contact. Kenmerkend voor Europa is verder dat er eveneens een dialoog is geweest met de Islamitische wereld en met de rest van de wereld. Denk bijvoorbeeld aan de reizen van Marco Polo of aan de intensieve contacten met de Verenigde Staten in de 18e eeuw. Die wortels, die dialoog, die mooie en ook lelijke pagina’s in de geschiedenis, hebben Europa in een eeuwenlang proces gevormd. Maar het was de Tweede Wereldoorlog die het besef naar boven bracht dat Europa meer was dan een toevallige verzameling landen. Dat een vreedzaam, vrij en welvarend Europa een Europa van samenwerking was. Dat is de grote verdienste geweest van pioniers als Monnet, Schuman, Adenauer en De Gaspari. Zij beseften dat de naoorlogse idealen alleen binnen bereik konden komen door de praktische belangen van de Europese landen met elkaar te vervlechten.
Dat was het begin. Waar staan we nu, ruim een halve eeuw later? Het antwoord op die vraag ligt besloten in een uitspraak van mijn Letse collega Ivars Godmanis. Die zei laatst iets dat mij raakte, namelijk dat deelname aan de euro in zijn ogen niet zozeer een economische kwestie is, maar niets minder dan een zaak van nationale veiligheid. Wat mij in die uitspraak het meest trof, is de notie dat Europa beschermt. Dat er achter die ene munt een waardengemeenschap schuilgaat die de betekenis van vrede, verdraagzaamheid en respect voor de menselijke waardigheid niet alleen met de mond belijdt, maar daar ook concreet invulling aan geeft.
Het kan geen kwaad dat een relatief nieuw lid van de Europese familie ons daar nog eens aan herinnert. En het geeft ook aan dat het Europese project tot nu toe veel heeft opgeleverd. Héél veel. Het begon een halve eeuw geleden voorzichtig met zes landen die afspraken maakten over kolen en staal. Vandaag zien we een pluriform Europa van 27 landen dat – als het erop aankomt, zoals nu – sterk genoeg is om pal te staan voor de belangen van de Europese burger. Die concrete belangen zijn vaak materieel. Maar wat ons ten diepste bindt, ligt een laag dieper.
Het is misschien een reuzensprong, maar het is mijn overtuiging dat het eensgezinde en krachtige optreden van Europa in de huidige economische storm tot nu toe niet mogelijk was geweest zonder dat dieper liggende fundament. Het gedeelde belang is niet ondergesneeuwd door het eigen belang. Een bewijs dat het geheel sterker is dan de som der delen. Daar mogen we best trots op zijn. Ik zeg daar wel meteen achteraan dat zelfbewustzijn niet moet ontaarden in zelfvoldaan achterover leunen. De continue dialoog over datgene wat ons bindt, mag niet verstommen. Sterker nog, in het licht van de gebeurtenissen van de afgelopen weken is de vraag naar de juiste balans tussen markt, burger en overheid zelfs actueler dan ooit. Als de financiële crisis één ding scherp agendeert, dan is het wel de keuze tussen het neoliberale model van winstmaximalisatie op korte termijn en een sociale, mensgerichte markteconomie met een focus op lange termijn. Een keuze dus, tussen het Angelsaksische en het Rijnlandse model.
Eerder deze week sprak mijn Belgische collega, Yves Leterme, over dit thema in Nieuwspoort. En ik onderschrijf zijn conclusie volledig. Het Rijnlandse model is in alle opzichten verre te prefereren boven het Angelsaksische. Waarom? Omdat de markt zijn werk moet kunnen doen, maar wel met behoud van bestaanszekerheid voor alle burgers. Omdat iedereen gelijke kansen verdient. Omdat we oog moeten hebben voor de effecten van ons economisch handelen, bijvoorbeeld op het klimaat en het milieu. Omdat een overlegmodel rust en stabiliteit oplevert voor de langere termijn. En niet in de laatste plaats: omdat het belangrijk is dat burgers en maatschappelijke organisaties eigen keuzes kunnen maken. Dat zij verantwoordelijkheid kunnen dragen, voor hun eigen handelen én voor het grotere geheel. Kortom: het Rijnlandse model geeft in veel opzichten invulling aan de kernwaarden van Europa. Het verbindt wat verbonden moet zijn en het geeft ruimte waar het kan.
En zo blijft de dialoog over het verbinden van de grote Europese idealen met de praktische belangen van mensen actueel. Dat gesprek is niet vrijblijvend, want Europa is geen vrijblijvend project en al helemaal geen keuzemenu. De kracht van de een is de kracht van de ander. Vandaar dat Europa op het gebied van rechtszekerheid en democratie steeds hoge eisen stelt aan nieuwe lidstaten. Vraag het maar na in Tsjechië, Polen, of waar dan ook. Lid worden van de Europese Unie is geen sinecure en het verandert je land; ten goede wel te verstaan. Bovendien is investeren in Europa als waardengemeenschap ook gewoon een kwestie van gezond economisch verstand. Francis Fukuyama wees er al op dat de concurrentiekracht van een land of regio ook afhangt van de mate waarin mensen elkaar en de samenleving vertrouwen. De economische ‘boom’ die we nu al meerdere keren hebben gezien in landen die tot de Unie toetraden is voor een belangrijk deel te verklaren uit het vertrouwen dat investeerders ontlenen aan de verankering van een land in de EU. En dat heeft alles met waarden te maken.
Dames en heren, Wim Beyen, een van de Nederlandse grondleggers van Europa, schreef veertig jaar geleden in zijn memoires over het grote Europese project: ‘Les rêves de aujourd’hui sont les réalités de demain.’
De vraag is: zijn die dromen van Beyen en de andere pioniers van Europa uitgekomen? Dat is lastig te zeggen. Maar ik vermoed wel dat zij goedkeurend gekeken zouden hebben naar de manier waarop Europa zich de laatste weken als een eenheid aan de wereld heeft getoond. Het resultaat van meer dan een halve eeuw hard werken. Aan ons de taak om nu de volgende stap te zetten en Europa nog sterker te maken. Vandaar ook het Verdrag van Lissabon, dat ik beschouw als een diepte-investering in de Europese democratie, in de kracht van de Europese besluitvorming en in de herkenbaarheid van Europa als eenheid.
Hebben we een andere keuze? Nee, want de wereld om ons heen verandert in een hoog tempo. Machtsverhoudingen verschuiven. Oude zekerheden verdwijnen. En nieuwe geopolitieke problemen dienen zich aan. Het is mijn overtuiging dat Europa daarin een grote en groeiende rol heeft te vervullen.
De Europese Unie kent in dit opzicht een geschiedenis die ik zou willen kenschetsen als ‘van binnen naar buiten’ denken. Daarmee bedoel ik dat Europa na de Tweede Wereldoorlog logischerwijs vooral bezig is geweest met zaken als de interne markt, het opheffen van de binnengrenzen, de invoering van de euro en de integratie van nieuwe lidstaten. Dus met het vertalen van idealen in concrete gezamenlijke belangen.
Al deze zaken blijven onze aandacht vragen. Tegelijkertijd lijkt het onvermijdelijk dat we meer ‘van buiten naar binnen’ gaan denken en werken. De nieuwe Amerikaanse regering zal dat van ons vragen. Maar het heeft vooral te maken met Europa zelf. Naarmate de Europese Unie duidelijker als een eenheid naar buiten treedt, zoals nu in de kredietcrisis, verwacht de wereld ook méér van ons als collectief. Anders gezegd: een werkelijk gemeenschappelijke strategie maakt van Europa steeds meer een factor om rekening mee te houden.
Zoals ik het zie, is de belangrijkste opgave waar Europa voor staat deze: hoe vertalen we de morele en economische kracht van Europa in tastbare politieke macht en een mondiale verantwoordelijkheid? In een meer zelfstandige positie ten opzichte van onze buurlanden in het oosten en het zuiden? En in een agenda die de welvaart en concurrentiekracht van Europa veilig stelt voor toekomstige generaties? Op die vragen moeten we de komende jaren een antwoord formuleren. Dat zal lastig zijn, maar de geschiedenis bewijst dat Europa er altijd weer in slaagt om stap voor stap verder te komen. Ik ben dus optimistisch. Voor mij staat daarbij één ding vast: Europa moet zich ook op het wereldtoneel als waardengemeenschap presenteren en gedragen. Niet vanuit een misplaatst gevoel van morele superioriteit, maar wel omdat we de wereld veel te bieden hebben. Dus geen belerend vingertje, maar een uitgestoken hand. Dat zijn we aan onze stand verplicht. Als er één terrein is waarop Europa kan en moet bewijzen dat het die grotere verantwoordelijkheid wil dragen, dan is dat de klimaatverandering. Dat onderwerp staat zonder twijfel met stip op 1 op de lijst van thema’s die we alleen mondiaal kunnen aanpakken. Europa moet daarin voorop blijven lopen. Ook, of misschien wel juist, nu er zo’n gure economische tegenwind waait. Dat zijn we verplicht aan de generaties na ons, zoals dat past in het Rijnlandse denken.
Bovendien: als wij in het rijke Europa nu verzaken, hoe kunnen we dan volgend jaar op de VN-klimaattop in Kopenhagen op een geloofwaardige manier anderen op hun verantwoordelijkheid wijzen? Het antwoord ligt voor de hand: adel verplicht.
Dames en heren,
De kracht van Europa schuilt in de fundamentele waarden die ons binden: democratie, vrijheid, solidariteit en rechtsbescherming. Die bepalen ons handelen. Met het Europese belang als vertrekpunt, maar ook vanuit een diep gevoelde verantwoordelijkheid voor elkaar en voor de rest van de wereld. Dat prachtige werk, die verantwoordelijkheid, vraagt van ons dat we – net als de pioniers van Europa – blijven dromen. Dat we blijven werken aan het vervolmaken van de Europese idealen. Erasmus zei ooit dat er drie soorten mensen zijn. Zij die in een droomwereld leven. Zij die de harde werkelijkheid als een gegeven beschouwen. En zij die proberen om hun dromen tot werkelijkheid te maken. Door die laatste categorie laat ik mij in mijn Europese werk graag inspireren. En ik verzeker u dat de BeNeLux-Europa Prijs een extra stimulans is om dat te blijven doen.
Dank u wel.